Leeruitkomst
Je begeleidt één of meer zorgvragers die te kampen hebben met de verstrekkende gevolgen van een ziekte of beperking en diens mantelzorgers/naasten. Je baseert je begeleiding op de wensen en behoeften van de zorgvrager(s) en diens systeem. Ook heb je aandacht voor de emoties van de zorgvrager en je reageert met passend en persoonsgericht gedrag waarbij de zorgvrager en/of zijn mantelzorger(s) zich gehoord en begrepen voelen. Je kiest een zorgsituatie waarbij geen goede zorg plaats kan vinden, omdat je bij jezelf en bij de zorgvrager en/of mantelzorger moreel ongemak ervaart. Je onderzoekt waar het ongemak of dilemma vandaan komt door in gesprek te gaan met de zorgvrager en/of zijn mantelzorger.
In een moreel beraad bespreek je je ethische dilemma’s met collega’s en andere disciplines ten aanzien van deze situatie en geeft vervolg aan de uitkomst hiervan. Je verantwoordt daarbij wat goede zorg is met behulp van een theorie of model.
De toets
In je alledaagse praktijk als verpleegkundige kom je in relatie tot patiënten voortdurend in situaties terecht die vragen oproepen als: ‘Wat moet ik doen?, ‘Kunnen we dit wel maken?’, ‘Is dit de best mogelijke zorg?’, ‘Is wat we doen wel goed?’, ‘Mag het wel?’, ‘Kan het niet beter?’, ‘Waarom wordt hiervoor gekozen?’, ‘Moet ik dit protocol blijven volgen als ik zie dat het de zorgvrager meer schade doet dan goed?’ et cetera. In relatie tot collega’s en tot de afdeling kunnen vragen rijzen als: ‘Kan ik het wel maken om vrij te nemen terwijl het zo druk is?’, ‘Hoe kan het dat deze collega zo dominant is naar zorgvragers/collega’s?’, ‘Wat moet ik doen als het afgesproken beleid strijdig is met de wensen van deze zorgvrager en/of diens mantelzorger/naaste(n)?’, ‘Moet ik het melden als een collega een zorgvrager niet goed behandelt?’ et cetera.
Wat dit soort situaties met elkaar gemeen hebben, is dat er telkens iets in is, wat wringt of schuurt. Er is een reële situatie én er zijn alternatieven, of er zijn verschillende opties, maar het is niet op voorhand duidelijk wat de voor- en de nadelen zijn, en ook niet wat jouw plichten en verantwoordelijkheden zijn. Maar toch handel je op het moment dat zich een situatie aandient. Je neemt wel of geen vrij, je besluit je collega wel of niet aan te spreken op dominant gedrag etcetera.
Tijdens de toets van Morele sensitiviteit laat je in een individuele presentatie van 15 minuten zien, hoe jij tijdens een situatie waarin je ongemak ervaart, waar het wringt, handelt. Je geeft inzage in de situatie waarom het ongemak oplevert of wringt en voor wie dit geldt. Wat maakt het voor jou ongemakkelijk? En wat doe je op dat moment? Wat is volgens jou goede zorg? Bij het stellen van deze vragen komt het zwaartepunt te liggen in de relatie tussen zorgvrager en de verpleegkundige. Stel dat een man met een beginnende dementie niet wil deelnemen aan een dagprogramma, maar de overbelaste echtgenote dit wel heel graag wil, zodat zij twee dagen per week op adem kan komen om de zorg thuis vol te houden. Ook als verpleegkundige kan dit ongemakkelijk zijn wanneer je ‘s morgens getuige bent van de agressie en ruzie die ontstaat wanneer de man thuis opgehaald wordt voor het dagprogramma. Een ander voorbeeld is de nerveuze COPD-patiënte op de afdeling die aan je vraagt of je haar alsjeblieft even naar buiten wil brengen, zodat zij kan roken. Zij geeft aan dat dit haar laatste sigaret zal zijn, want ‘Na deze risicovolle operatie ga ik écht stoppen met roken, want ik wil blijven leven!’. Of je kunt ongemak ervaren in de samenwerking met andere disciplines. Stel bijvoorbeeld dat de behandelend arts jouw zorgvrager met een Turkse achtergrond wil informeren over de metastasen, terwijl je weet dat zijn kinderen beslist niet willen dat hun vader wordt verteld dat hij kanker met metastasen heeft.
Eigen ervaringen en gevoelens
Het gaat bij morele sensitiviteit om jouw handelen, eigen ervaringen, gevoelens, waarden en normen in de relatie met de zorgvrager en diens mantelzorger/naasten.
Het ervaren ongemak dat een zorgvrager en/of diens mantelzorger/naaste(n) voelen en jij als verpleegkundige ook voelt, kan bijvoorbeeld ontstaan door een moreel dilemma waarbij je het lastig vond om te kiezen tussen verschillende botsende waarden en belangen. Het voeren van een moreel beraad is een vorm om jouw ongemak te analyseren. Daarnaast heb je een gesprek gevoerd met één zorgvrager en diens mantelzorger/naaste(n). In de presentatie geef je duidelijk aan op welke manier je dit hebt aangepakt, hoe het proces verlopen is en welke uitkomsten het gesprek/de gesprekken en het moreel beraad hadden. Tevens behandel je één bepaalde theorie die invloed heeft op zorgethische vragen. Enkele voorbeelden zijn: de theorie en het model van Joan Tronto, presentietheorie van Andries Baart of Menslievende Zorg. Neem een bronvermelding op die voldoet aan de APA richtlijnen of een andere referentiestijl.
Het voeren van het gesprek met één zorgvrager en diens mantelzorger/naaste(n)
Je hebt zelf de keuze of, hoe vaak en wanneer je een zorgvrager en diens mantelzorger/naaste(n) spreekt. Het gesprek kan als input dienen voor bijvoorbeeld het moreel beraad als je het patiëntperspectief van de zorgvrager en diens mantelzorger/naaste(n) nog niet goed kent. Maar het gesprek kan ook na het moreel beraad plaatsvinden of zowel voor als na moreel beraad. Dit zal afhankelijk van de situatie zijn en hoe goed je de zorgvrager en diens mantelzorger/naaste(n) al kent. Je verantwoordt echter wel waarom je welke keuzes hebt gemaakt. Waarom en wanneer je de zorgvrager en/of diens mantelzorger/naaste(n) wel of niet gesproken hebt. Wanneer je spreekt met de zorgvrager en diens mantelzorger/naaste(n) vervul je de rol van gespreksleider.
In het gesprek en bij de begeleiding van de zorgvrager en diens mantelzorger/naaste(n) maak je gebruik van communicatieve vaardigheden waaruit blijkt dat je in staat bent je in te leven en te verplaatsen in het perspectief van de zorgvrager en diens mantelzorger/naaste(n). Je hebt aandacht voor de emoties van de zorgvrager en reageert met passend en persoonsgericht gedrag, waarbij de zorgvrager zich gehoord en begrepen voelt. Je hebt oog voor het appél dat op je gedaan wordt, je kunt aansluiten bij de wensen en behoeften van de zorgvrager en/of diens mantelzorger/naaste(n) en toch ook trouw blijven aan je eigen waarden/normen.
Een actieve rol in een moreel beraad
Voor het houden van een moreel beraad, kun je uiteraard aansluiten bij wat gebruikelijk is in de zorgorganisatie. Je hoeft de rol van gespreksleider van een moreel beraad niet te vervullen, het is wel van belang dat je een zichtbaar actieve rol hebt in het moreel beraad en een zinvolle bijdrage levert. Wanneer de instelling niet bekend is met het houden van een moreel beraad, onderneem je zelf actie om een moreel beraad te organiseren met collega-verpleegkundigen en/of andere disciplines en/of de zorgvrager en diens mantelzorger/naaste(n).
Individuele presentatie van 15 minuten
In de presentatie vertel je duidelijk op gedetailleerde wijze een of meerdere ervaringen van ongemak die je hebt gekozen voor deze toets. Je geeft inzage in de situatie, waarom het ongemak oplevert of wringt en voor wie dit geldt. Wat maakt het voor jou ongemakkelijk? En wat doe je op dat moment? Wat is volgens jou goede zorg? Waarom vind je dat je in deze zorgsituatie goede zorg hebt verleend? Het ongemak kan zich voordoen in een professionele relatie met de zorgvrager en/of diens mantelzorger/naaste(n), maar ook met een andere discipline in het kader van multidisciplinaire samenwerking. Je geeft duidelijk de relatie aan tussen het gesprek met de zorgvrager en diens mantelzorger/naaste(n), en het moreel beraad. Je vertelt hoe je het gesprek en het moreel beraad aangepakt hebt, hoe het proces verliep en welke uitkomsten ontstonden. Voor de analyse gebruik je verschillende zorgethische theorieën en je eigen morele kompas. Je kunt hierbij denken aan levensbeschouwelijke of religieuze stromingen, maar ook bijvoorbeeld aan de theorie van Joan Tronto, presentietheorie van Andries Baart of Menslievende Zorg. Je legt uit waarom de gekozen stroming of theorie relevant is in jouw gekozen casuïstiek en welke invloed het heeft gehad op jouw casus. Laat in de presentatie ook zien welke inzichten je hebt gekregen over (het geven van) goede zorg en hoe deze inzichten jouw toekomstig verpleegkundige handelen wel of niet beïnvloeden? En welk effect heeft het op je eigen handelen gehad? Wat zou je bijvoorbeeld een volgende keer anders doen en waarom? Of juist niet? Waarom zou je het een volgende keer weer op dezelfde manier aanpakken?
Stappenplan
Voor het maken van de presentatie, kun je de volgende stappen doorlopen:
- Kies bijvoorbeeld een programma als PowerPoint of Prezi als hulpmiddel voor je presentatie van 15 minuten.
- Je schetst in je presentatie de zorgsituatie, het dilemma en één of meerdere ervaringen van ongemak. Het uitgangspunt hierbij is dat de zorgvrager en/of diens mantelzorger/naaste(n) het ongemak voelt en jij als verpleegkundige ook.
- Je onderbouwt waar het ongemak vandaan komt en je geeft ook aan dat er in de geschetste zorgsituatie aandacht is voor de wensen, behoeften en verstrekkende gevolgen van een ziekte of beperking. Dit heb je bijvoorbeeld via het moreel beraad verder kunnen uitpluizen.
- Je motiveert je keuze over het aantal gesprekken dat je met de zorgvrager en diens mantelzorger/naaste hebt gehouden. Je geeft aan welke ethische vragen je gesteld hebt en welke rol je vervulde in het gesprek.
- Je laat door middel van voorbeelden over communicatieve vaardigheden zien dat je in staat bent je in te leven en te verplaatsen in het perspectief van de zorgvrager en diens mantelzorger/naaste(n). Je hebt aandacht voor de emoties van de zorgvrager, kunt aansluiten bij de belevingswereld van de cliënt, bent in staat om de juiste vragen te stellen.
- Je geeft aan hoe jij het moreel beraad hebt georganiseerd en welke bijdrage die jij leverde aan dat moreel beraad.
- Je verwoordt wat goede zorg is vanuit het perspectief van een zorgvrager en diens mantelzorger/naaste(n) met behulp van een zorgethische theorie vanuit jouw casuïstiek.
- Je legt uit welke inzichten je hebt verkregen in wat goede zorg is, hoe dit inzicht jouw toekomstig verpleegkundig handelen beïnvloed heeft en welk effect dit inzicht heeft op het eigen handelen en dat van anderen.
Planning – beoordeling – bepaling cijfer/ cesuur – inzage
Toetsdata
Zie studiegids
Beoordeling
De toets wordt beoordeeld aan de hand van de rubric behorende bij deze toets.
- Een voldoende praktijkadvies is voorwaardelijk aan een voldoende voor de toets en het toegekend krijgen van de studiepunten die aan deze leeruitkomst zijn verbonden. Het praktijkadvies is zwaarwegend. Door de toelichting bij het advies wordt de beoordeling onderbouwd. Wanneer de onderbouwing niet duidelijk is of tot vragen leidt, neemt de docent contact op met je werk/praktijkbegeleider.
- Je krijgt feedback op je beoordeling aan de hand van de ingevulde rubric. Het cijfer wordt bekend gemaakt in OSIRIS.
Bepaling cijfer en cesuur
Het cijfer komt als volgt tot stand:
Startpunt is de meest linkerkolom in de rubric (zie hierna): wanneer aan alle indicatoren binnen het vak voldaan wordt, wordt het betreffende onderdeel met 5 punten beoordeeld. Wanneer dat niet het geval is, wordt de kolom met het beoordelingsniveau met 3 punten gehanteerd. Wordt aan alle indicatoren in dat vak voldaan, dan worden voor het betreffende onderdeel 3 punten toegekend. Wanneer ook niet aan al de indicatoren van 3 punten wordt voldaan, schuift de beoordeling nog een kolom naar rechts op (en scoort het betreffende onderdeel 1 punt) Wanneer ruimschoots aan de indicatoren voor 3 punten wordt voldaan, maar nog niet aan 5 punten dan worden 4 punten toegekend. Wanneer ook niet aan al de indicatoren van 3 punten wordt voldaan, wordt de kolom met 1 punt gehanteerd. Wanneer het niveau van 1 punt wordt overstegen maar niet aan alle indicatoren voor 3 punten wordt voldaan worden 2 punten toegekend.
Er is compensatie tussen de criteria mogelijk. Item 4 dient voldoende te zijn om een voldoende voor de presentatie te krijgen. Indien dit niet zo is en het totaal aantal punten is wel hoger dan 20, dan wordt het verslag op NVD gescoord.
Puntentotaal (inhoud + schrijven) | Cijfer | Puntentotaal (inhoud + schrijven) | Cijfer | |
---|---|---|---|---|
35 | 10 | 19 – 20 | 5 | |
33 – 34 | 9,5 | 18 | 4,5 | |
31 – 32 | 9 | 16 – 17 | 4 | |
30 | 8,5 | 14 – 15 | 3,5 | |
28 – 29 | 8 | 13 | 3 | |
27 | 7,5 | 11 – 12 | 2,5 | |
25 – 26 | 7 | 10 | 2 | |
24 | 6,5 | 8 – 9 | 1,5 | |
22 – 23 | 6 | ≤ 7 | 1 | |
21 | 5,5 |
Inzage
Er wordt enkele weken na de presentatie, als de uitslag bekend is, een inzagemoment gepland. Dit wordt op BlackBoard meegedeeld. Houd dus de mededelingen in de gaten.