Leeruitkomst
In een complexe verpleegsituatie bepaal je in samenwerking met de zorgvrager en andere betrokkenen (naasten, vrijwilligers en professionals) de indicatie van zorg op basis van de methode van het klinisch redeneren. Bij de indicatie van zorg bepaal je wie de zorg gaat verlenen (zorgtoewijzing) en je neemt daarin de volgende aspecten mee: de behoeften, eigen kracht en regie van de zorgvrager, de complexiteit van de benodigde zorg en de sociale kaart en voorzieningen in de woonplaats. Vervolgens verantwoord je de bekostiging van de zorg binnen de huidige wetgeving. Je reflecteert op het proces van indicatie en organisatie van zorg. Je beargumenteert welke keuzes je vanuit welke context hebt gemaakt.
In het eindverslag demonstreer je je vaardigheid in het indiceren en toewijzen van zorg. Dat doe je door een uitgebreid voorbeeld te geven van hoe jij een indicatie (voor thuiszorg) zou stellen. Daarvoor kies je een patiënt die je nu ‘in zorg hebt’, of in het verleden hebt ‘verpleegd’. Je verplaatst je ‘in de schoenen van’ de wijkverpleegkundige, bij wie een verzoek om zorgverlening voor die patiënt binnenkomt. Laat je als voorbeeld inspireren door de handreiking voor wijkverpleegkundigen (Vakbekwaam indiceren) van Rosendal en Van Dorst (2019).
De toets
Het indiceren en zorg toewijzen/organiseren is sinds 2015 een belangrijke taak voor wijkverpleegkundigen op basis van de Zorgverzekeringswet. Voorheen ontvingen cliënten van het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) een onafhankelijke indicatie. Maar door de hervormingen in de langdurige zorg, hebben zich vanaf 2015 veranderingen voorgedaan. Het indiceren van verpleegkundige zorg valt binnen het deskundigheidsgebied van de hbo-verpleegkundige, waardoor de hbo-verpleegkundige een zelfstandige beslissingsbevoegdheid heeft met betrekking tot indiceren. In het verpleegkundig beroepsprofiel wordt indiceren gedefinieerd als ‘het in het verlengde van een verpleegkundige diagnose maken van de keuze voor de passende behandeling en/of ondersteuning die de zorgvrager moet krijgen om diens functioneren in relatie tot gezondheid, ziekte en kwaliteit van leven te behouden of te verbeteren’. (Toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging 2015: p. 13).
Om onderbouwd en transparant te indiceren en zorg toe te wijzen, hebben Rosendal en van Dorst in 2015 een handreiking voor wijkverpleegkundigen ontwikkeld. Deze is in 2019 geactualiseerd waarbij de oorspronkelijke 11 stappen van het ‘model indiceren’ zijn teruggebracht tot 7 stappen. Hierdoor zijn deze stappen geheel in lijn gebracht met de fasen van het verpleegkundig proces. In het eindverslag (het beroepsproduct wat jullie als toets inleveren) laat je je inspireren door deze handreiking. Je beschrijft je bevindingen over de stappen 1 t/m 5. Het zorgplan starten en de zorg monitoren en evalueren valt buiten de context van de toets. Rosendal en Van Dorst hanteren de Nanda-Noc-Nic classificaties waarmee zij de stappen invullen. In de herziene uitgave (2019) wordt ook aandacht besteed aan een in populariteit winnende classificatie voor de thuiszorg: het Omaha-systeem. In het leerarrangement besteden we daarom aandacht aan beide classificaties. Het staat je uiteraard vrij, om in plaats van de N3 terminologie, de stappen in te vullen op basis van het Omaha-systeem!
Niet iedereen heeft ervaring of een werk/stageplek in de (extramurale) thuiszorg. Het is echter van belang om je complexe verpleegsituatie te baseren op een cliëntsysteem in de thuissituatie. Vandaar dat we je vragen om je te verplaatsen ‘in de schoenen van’ de wijkverpleegkundige, bij wie een verzoek om zorgverlening voor die patiënt binnenkomt. Dus ongeacht de ‘setting’ waarin je werkzaam bent of stage loopt (ziekenhuis, VGZ, verpleeghuis, ggz etc.) ben je voor deze leeruitkomst nu de wijkverpleegkundige die de indicatie voor de zorg thuis gaat stellen en op basis daarvan de zorg toewijst/organiseert. Het spreekt voor zich dat je voor de keuze van zo’n casus goed kijkt naar enerzijds de complexiteit van de situatie, immers met een complexere casus valt ‘meer’ te doen. Neem hierbij dan zowel de case complexity als de patiënt complexity in ogenschouw. Om je goed te kunnen verplaatsen ‘in de schoenen van’ de wijkverpleegkundige, kijk je anderzijds ook naar het ‘profiel’ van de wijkverpleging anno 2020/21. Hiervoor neem je kennis van het recent (juni 2019) vernieuwde ‘expertisegebied wijkverpleegkundige’ en de overige recente ontwikkelingen die o.a. te volgen zijn via de VenVN-afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg (MGZ) en het tijdschrift MGZ (bibliotheek HHS en gedeeltelijk online).
Voor het maken van het verslag over de complexe verpleegcasus uit je eigen praktijk, doorloop je de onderstaande stappen, waarin je ook de stappen van het model van Rosendal en van Dorst herkent
- Kies in goed overleg met je collega’s een mooie complexe casus, waarin je je kennis en inzicht in actuele wet- en regelgeving op het gebied van indicatiestelling ‘kwijt’ kunt;
- Laat zien hoe je een vertrouwensrelatie met het cliëntsysteem opbouwt;
- Neem de anamnese af;
- Sorteer oorzaak en gevolg goed uit;
- Leg mogelijke diagnoses (minimaal 2) voor aan de cliënt / het cliëntsysteem;
- Toets de zelfredzaamheid;
- Stel de diagnoses vast en stem af met de cliënt / het cliëntsysteem;
- Bepaal het resultaat;
- Bepaal de interventies (indiceren);
- Toewijzen van zorg of verwijzen;
- Sluit af met een reflectie over het proces van indicatiestelling en zorgtoewijzing.
Let op: deze stappen komen uiteraard overeen, maar zijn niet ‘1 op 1’ gelijk aan de rubric-items, welke de uiteindelijke beoordelingscriteria vormen!
Planning –beoordeling – bepaling cijfer/ cesuur – inzage
Toetsdatum
Het inleveren van het beroepsproduct kan in elke 3e/7de week van een leeruitkomst op vrijdag voor 17.00 uur. Zie voor een overzicht van de data de jaarplanning in de studiegids
Beoordeling
De toets wordt beoordeeld aan de hand van de rubric behorende bij deze toets.
- Een voldoende praktijkadvies is voorwaardelijk voor het toegekend krijgen van de studiepunten die aan deze leeruitkomst zijn verbonden. Het praktijkadvies is zwaarwegend. Door de toelichting bij het advies wordt de beoordeling onderbouwd. Wanneer de onderbouwing niet duidelijk is, of tot vragen leidt, neemt de docent contact op met je werk/praktijkbegeleider.
- Je krijgt feedback op je beoordeling aan de hand van de ingevulde rubric. Het cijfer wordt bekend gemaakt in OSIRIS.
Bepaling cijfer en cesuur
Startpunt is de meest linker kolom in de rubric (zie hierna): wanneer aan alle indicatoren binnen het vak voldaan wordt, wordt het betreffende onderdeel met 5 punten beoordeeld. Wanneer dat niet het geval is, wordt de kolom met het beoordelingsniveau met 3 punten gehanteerd. Wordt aan alle indicatoren in dat vak voldaan, dan worden voor het betreffende onderdeel 3 punten toegekend. Wanneer ook niet aan al de indicatoren van 3 punten wordt voldaan, schuift de beoordeling nog een kolom naar rechts op (en scoort het betreffende onderdeel 1 punt). Wanneer ruimschoots aan de indicatoren voor 3 punten wordt voldaan, maar nog niet aan 5 punten dan worden 4 punten toegekend. Wanneer ook niet aan al de indicatoren van 3 punten wordt voldaan, wordt de kolom met 1 punt gehanteerd. Wanneer het niveau van 1 punt wordt overstegen maar niet aan alle indicatoren voor 3 punten wordt voldaan worden 2 punten toegekend.
Puntentotaal (inhoud + schrijven) | Cijfer | Puntentotaal (inhoud + schrijven) | Cijfer | |
---|---|---|---|---|
35 | 10 | 19-20 | 5 | |
33-34 | 9,5 | 17-18 | 4,5 | |
32 | 9 | 16 | 4 | |
30-31 | 8,5 | 14-15 | 3,5 | |
29 | 8 | 13 | 3 | |
27-28 | 7,5 | 11-12 | 2,5 | |
26 | 7 | 9-10 | 2 | |
24-25 | 6,5 | 8 | 1,5 | |
22-23 | 6 | ≤ 7 | 1 | |
21 | 5,5 |
Inzage
Er is gelegenheid voor een inzagemoment. Maak hiervoor een afspraak met je beoordelaar.