Leeruitkomst en toetsing: Grenzen aan gezondheidsbevordering en -voorlichting

Leeruitkomst

Je analyseert gezondheidsbedreigend gedrag van een individu met behulp van een model (bijv. model van Lalonde, balansmodel van Bakker of het ASE model). Je stelt op basis van deze analyse in samenwerking met de zorgvrager een passend, integraal en methodisch plan op, gericht op gezondheidsbevordering. Je hanteert strategieën voor educatie en voorlichting gericht op het vergroten van gezondheidsvaardigheden. Je sluit hierbij aan bij (cultuurgebonden) gezondheidsproblemen en je brengt relevante gedragsdeterminanten en opvattingen over gezondheid en leefstijl in kaart. Je hanteert individuele voorlichtings-, gespreks- en begeleidingsmethodieken en technieken. Je maakt in samenspraak met de zorgvrager keuzes op basis van ethische overwegingen (bijvoorbeeld grenzen aan zelfmanagement en preventie, paternalisme, autonomie en nudging).

De toets

Gezondheidsproblemen kunnen verband houden met de leefstijl en het gedrag van mensen. Verpleegkundigen hebben dan ook een belangrijke taak in het (helpen) veranderen van de leefstijl en gedrag van zorgvragers, zodat er een positief effect op de gezondheid ontstaat. Veranderen van leefstijl en gedrag wordt gezondheidsbevordering genoemd. Je schrijft dan ook een plan van aanpak waarin je aangeeft hoe je het gezondheidsbedreigend gedrag van een zorgvrager gezamenlijk aanpakt. Hoe bereik je op een systematische en planmatige manier dat de zorgvrager zich ander, gezonder gedrag eigen maakt en hij zijn leefstijl (blijvend) verandert? In dit plan van aanpak gericht op gezondheidsbevordering van de zorgvrager, doorloop je de onderstaande zeven stappen:

  1. Aanleiding Je kiest een gezondheidsprobleem waarbij het gedrag een duidelijke invloed heeft op het ontstaan en/of het voortduren van het gezondheidsprobleem. Je maakt een gezondheidskundige analyse van het gezondheidsprobleem. Bij deze analyse maak je gebruik van wetenschappelijke (inter)nationale literatuur.
    1. Je beschrijft allereerst het gezondheidsprobleem van de zorgvrager en welke invloed het probleem op zijn/haar kwaliteit van leven heeft.
    2. Vervolgens beschrijf je de relatie tussen het gezondheidsprobleem van de zorgvrager en het (gezondheids)gedrag. Welke leefstijlfactoren zijn van invloed? Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan de invloed van voeding, beweging, alcohol of roken op het gezondheidsprobleem.
    3. Daarna analyseer je de relatie tussen het gezondheidsprobleem en de omgeving. Welke omgevingsfactoren zijn relevant? Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan de invloed van werk, gezin, familie of school. Je onderzoekt ook de invloed van de sociaaleconomische status (SES) op het gezondheidsprobleem. De invloed van culturele aspecten onderzoek je ook. Welke gewoonten kunnen bijvoorbeeld bijdragen aan het gezondheidsprobleem van de zorgvrager?
  2. Preventie Je brengt de verschillende gezondheidsrisico’s van het gezondheidsprobleem in kaart. Hiervoor maak je gebruik van wetenschappelijke, internationale literatuur. Je legt hierbij een relatie met de situatie van de zorgvrager. Welke risicofactor heeft een oorzakelijk verband met het (toekomstig) gezondheidsprobleem? Bijvoorbeeld bij hart- en vaatziekten kunnen de risicofactoren roken, hoge bloeddruk en een hoog cholesterolgehalte van invloed zijn. Iemand heeft dan een grotere kans op hart- en vaatziekten. Risicofactoren zijn vaak vermijdbaar ofwel corrigeerbaar. Dus stoppen met roken doet de kans op hart- en vaatziekten afnemen. Bij preventie gaat het om de voorwaarden van gezondheid te optimaliseren en de factoren die de gezondheid schaden te minimaliseren. Voor verpleegkundigen is preventie een belangrijk onderdeel van de dagelijkse zorgverlening. Je gaat ook in op welke preventiemaatregelen geschikt zijn om het gezondheidsprobleem te voorkomen of minder ernstig te laten worden.
  3. De zorgvrager in beeld: Hierbij breng je de situatie van de zorgvrager goed in beeld. Dit doe je door te onderzoeken welke gedragsdeterminanten (ofwel sociaalcognitieve determinanten) de intentie en het (gezondheids)gedrag van de zorgvrager bepalen. Je analyseert met andere woorden de invloed van de leefstijl en het gedrag van de zorgvrager op zijn gezondheidsprobleem. Wat zijn de achterliggende redenen van de zorgvrager om bepaald gedrag te vertonen? Welk gezondheidsbedreigend gedrag vertoont iemand? Welke rol speelt het zelfmanagementgedrag van iemand? Voor deze analyse gebruik je een sociaalcognitief gedragsverklaringsmodel. Hierbij kun je denken aan de Theory of Planned Behavior en het hiermee corresponderende ASE-model (Attitude, Sociale invloed en Eigen effectiviteit). Door deze analyse wordt het inzichtelijk waar de individuele knelpunten voor verandering naar gewenst gedrag liggen.
  4. Definiëren van gedragsdoelen: Wat is het einddoel van de gezondheidskundige interventie? Wat zijn de gedragsdoelen? Wat zijn de veranderdoelen? Hierbij stel je samen met de zorgvrager realistische doelen op in het kader van de oplossing van zijn gezondheidsprobleem. Je formuleert met andere woorden in samenwerking met de betrokken zorgvrager(s) welke gedragsdoelen je wil bereiken om gezond gedrag te bevorderen. Wat is het gewenste zelfmanagementgedrag van de zorgvrager? Welke stappen gaat de zorgvrager ondernemen om zich het gewenste zelfmanagementgedrag eigen te maken? In de veranderdoelen beschrijf je de veranderingen die nodig zijn in de gedragsdeterminanten zodat de zorgvrager in staat is om het gewenste zelfmanagementgedrag uit te voeren. Het is belangrijk dat je de doelen SMART formuleert.
  5. Strategieën / stappenplan voor vergroten van gezondheidsvaardigheden: Hierbij kies je welke strategie voor verandering in de gedragsdeterminanten kan leiden tot het bereiken van de gestelde gedragsdoelen en veranderdoelen. Je selecteert hiervoor methoden of theorieën waarvan de effectiviteit voor verpleegkundigen is aangetoond. Bruikbare methoden om het zelfmanagement van zorgvragers te stimuleren zijn bijvoorbeeld risicoperceptie, afwegen van voor- en nadelen, vergroten van de weerbaarheid, guided practice, action planning of coping planning. Je kunt ook denken aan Motivational Interviewing, het Transtheoretisch Model, the Stages of Change model of patiëntenvoorlichtingsmodellen. Je maakt hierbij gebruik van evidence based literatuur.
  6. Vaststellen en onderbouwen van de interventies: Op basis van alle verzamelde gegevens en analyses uit de voorgaande behandelde stappen, stel je vast welke interventie(s) je voor deze zorgvrager gaat uitvoeren en op welke manier je dit gaat doen. Welke specifieke aandachtspunten zijn er voor jou als verpleegkundige? Op welke manier communiceer je met de zorgvrager? Hoe zet je de communicatie gericht in? Welke gespreks- en begeleidingsmethodieken en –technieken gebruik je? Hoe zorg je voor de participatie van de zorgvrager? Je onderbouwt op welke manier je je gekozen strategie voor het vergroten van de gezondheidsvaardigheden voor deze zorgvrager toepast in de uitvoering van de interventies. Je onderbouwt jouw gemaakte keuzes. In de onderbouwing van je keuzes houd je eveneens rekening met ethische overwegingen. Hierbij kun je onder andere denken aan grenzen aan zelfmanagement en preventie, paternalisme, autonomie en nudging. Nudging is de beïnvloeding van onbewust gedrag, ofwel een duwtje geven in de goede richting door gewenst gedrag aantrekkelijk te maken.
    Ook sta je stil bij de vraag welke andere disciplines je betrekt bij de uitvoering van het individuele plan voor de zorgvrager. Hierbij kun je denken aan de inzet van een diëtist in geval van voedingsvraagstukken of de inzet van een fysiotherapeut in geval van trainingsmogelijkheden. Op welk manier houd je rekening met de inzet van andere disciplines? En hoe werk je als verpleegkundige samen met andere disciplines?
  7. Evaluatie: In je opgestelde aanpak voor de zorgvrager houd je er ook rekening mee op welke manier je zou willen monitoren en evalueren op jouw gestelde doelen. Hoe zou je gaan monitoren welke zelfmanagementinterventies effectief waren of juist niet? Wat is het effect van de gedragsverandering geweest? Dus op welke niveaus zijn er effecten bereikt? Hoe monitor en evalueer je het proces?

Planning – beoordeling – bepaling cijfer/cesuur – inzage

Toetsdatum

Het inleveren van het beroepsproduct kan in elke 3e en 7de week van een leeruitkomst op vrijdag voor 17.00 uur. Zie voor een overzicht van de data de jaarplanning in de studiegids

Beoordeling

Beoordeling De toets wordt beoordeeld aan de hand van de rubric behorende bij deze toets.

  • Een voldoende praktijkadvies is voorwaardelijk aan een voldoende voor de toets en het toegekend krijgen van de studiepunten die aan deze leeruitkomst zijn verbonden. Mocht er sprake zijn van een onvoldoende praktijkadvies wordt er contact opgenomen met jouw werk/praktijkbegeleider.
  • Je krijgt feedback op je beoordeling aan de hand van de ingevulde rubric. Het cijfer wordt bekend gemaakt in OSIRIS.

Bepaling cijfer en cesuur

Het cijfer komt als volgt tot stand:
Startpunt is de meest linker kolom in de rubric (zie hierna): wanneer aan alle indicatoren binnen het vak voldaan wordt, wordt het betreffende onderdeel met 5 punten beoordeeld. Wanneer dat niet het geval is, wordt de kolom met het beoordelingsniveau met 3 punten gehanteerd. Wordt aan alle indicatoren in dat vak voldaan, dan worden voor het betreffende onderdeel 3 punten toegekend. Wanneer ook niet aan al de indicatoren van 3 punten wordt voldaan, schuift de beoordeling nog een kolom naar rechts op (en scoort het betreffende onderdeel 1 punt) Wanneer ruimschoots aan de indicatoren voor 3 punten wordt voldaan, maar nog niet aan 5 punten dan worden 4 punten toegekend. Wanneer ook niet aan al de indicatoren van 3 punten wordt voldaan, wordt de kolom met 1 punt gehanteerd. Wanneer het niveau van 1 punt wordt overstegen maar niet aan alle indicatoren voor 3 punten wordt voldaan worden 2 punten toegekend. Let op, voor deze leeruitkomst is compensatie mogelijk; je dient voor elk criteria ten minste een 3 te behalen, maar mag 1 item compenseren met een ander item.

Puntentotaal (inhoud + schrijven)CijferPuntentotaal (inhoud + schrijven)Cijfer
351019-205
33-349,517-184,5
329164
30-318,514-153,5
298133
27-287,511-122,5
2679-102
24-256,581,5
22-236≤ 71
215,5

Inzage

Het feedbackformulier wordt na publicatie van het cijfer toegestuurd naar de student, eventuele gezamenlijke inzagemomenten worden gepland met de docent en meegedeeld via blackboard.