Leeruitkomst en toetsing Ethisch Redeneren

De toets

In je alledaagse praktijk als verpleegkundige kom je in relatie tot zorgvrager en diens mantelzorger/naaste(n) voortdurend in situaties terecht die vragen oproepen als: ‘Wat moet ik doen?’, ‘Kunnen we dit wel maken?’, ‘Is dit de best mogelijke zorg?’, ‘Mag dit wel?’, ‘Kan het niet beter?’, ‘Waarom wordt hiervoor gekozen?’, ‘Moet ik dit protocol blijven volgen als ik twijfel of het de zorgvrager niet meer schade doet dan goed?’, et cetera. In relatie tot collega’s en tot de afdeling kunnen vragen rijzen als: ‘Kan ik het wel maken om vrij te nemen terwijl het zo druk is?’, ‘Ik ben erg moe en gestrest, en twijfel of ik wel goede zorg kan leveren, maar er is geen vervanging’, ‘Hoe kan het dat deze collega zo dominant is naar zorgvragers/collega’s?’, ‘Waarom vertelt deze collega niet de waarheid aan die zorgvrager?’, ‘Wat moet ik doen als het afgesproken beleid strijdig is met de wensen van deze zorgvrager en/of diens mantelzorger/naaste(n)?’, ‘Moet ik het melden als een collega een zorgvrager niet goed behandelt?’, et cetera.

Wat dit soort situaties met elkaar gemeen hebben, is dat er telkens iets aan is wat wringt of schuurt. Er is een reële situatie én er zijn alternatieven, of er zijn verschillende opties, maar het is niet op voorhand duidelijk wat de voor- en de nadelen zijn en ook niet wat jouw plichten en verantwoordelijkheden zijn.
En vaak heb je – wanneer dit soort vragen opkomen – al wel een gevoel, of intuïtief een idee van hoe het anders of beter kan, maar mis je eenvoudigweg de tools om daar uitdrukking aan te geven, er het gesprek over aan te gaan of om anderen van jouw visie te overtuigen.

Een praktijkcasus, zoals je die op de werkvloer tegenkomt, staat nooit op zichzelf. In iedere casus zijn ook altijd juridische, maatschappelijke, politiek/economische, beleidsmatige, professionele, morele, levensbeschouwelijke en/of culturele factoren in het spel. In de alledaagse praktijk overlappen deze factoren vaak, maar deze factoren bepalen mede (in meer of mindere mate) de aard van de casus en tevens de handelingsopties.

In Ethisch redeneren ga je aan de slag met het uitdiepen van diverse factoren die in een bepaalde casus een rol van betekenis spelen en leer je deze te belichten vanuit het perspectief dat erbij hoort. Voor ons betekent het vermogen tot ethisch redeneren namelijk dat je bij je ethische overwegingen tevens bovengenoemde perspectieven kunt betrekken en dat je kunt laten zien hoe ze een rol spelen in je analyse van – en uiteindelijke oordeel over – een gegeven praktijksituatie.
In dit onderdeel neem je een illustratieve casus uit je eigen praktijk, welke je analyseert door verruiming van je blikveld. Je zoomt je als het ware uit: je doet een stap terug uit de concrete zorgpraktijk en belicht de casus vanuit bovengenoemde perspectieven (uiteraard voor zover die op jouw casus van toepassing zijn).

NB: dit is ook het belangrijkste verschil tussen deze toets en de toets voor de leeruitkomst Morele sensitiviteit. Hier zoom je uit, terwijl je bij Morele sensitiviteit juist inzoomt: daar ga je dieper in op de concrete praktijksituatie door de verschillende overwegingen, ervaringen, gevoelens, waarden, normen en principes in relatie tot een zorgvrager, kortom de meer intermenselijke kant, bespreekbaar te maken.

Uitwerking van de opdracht in 7 stappen

  1. Je beschrijft jouw casus helder en gedetailleerd, met specifieke aandacht voor de relevante aspecten die je vanuit verschillende perspectieven wilt gaan analyseren. (Gaandeweg je onderzoek is er uiteraard altijd ruimte om je casus nog aan te vullen of om andere, minder relevante stukken, weg te laten).
  2. Je formuleert op basis van jouw casusbeschrijving een aantal vragen waarin telkens de relevante perspectieven kort en bondig tot uitdrukking komen. (Ook deze kun je gaandeweg je analyse bijstellen en scherper formuleren).
  3. Je onderzoekt waar je binnen jouw organisatie terecht kunt met dit soort vragen. Vaak heeft een instelling een juridische afdeling, een ethische commissie, een klachtenfunctionaris, een vertrouwenspersoon en een afdeling geestelijke verzorging. Steeds vaker is op een afdeling ook ruimte ingebouwd voor moreel beraad of intervisie. In je verslag beschrijf je duidelijk hoe dit binnen jouw instelling/team is georganiseerd, of collega’s hier ook van op de hoogte zijn en hoe toegankelijk deze partijen zijn. Ook beschrijf je jouw visie op de meerwaarde ervan voor het werk van medisch personeel.
  4. Je gaat op zoek naar antwoorden op de door jou gestelde vragen. Je raadpleegt diverse bronnen zoals wetenschappelijke literatuur, wetteksten, richtlijnen, kwaliteitskaders, krantenartikelen, (medische) tijdschriften, websites (bijv. van de beroepsgroep), films, documentaires, onderzoeksjournalistiek, opiniestukken, columns et cetera. In de verwerking van die bronnen toon je je bewust van de verschillen in waarde en status van die bronnen (bijvoorbeeld tussen een wettekst en een opiniestuk). Alle verwijzingen zijn conform de APA richtlijn.
  5. Je beantwoordt elke vraag helder, volledig en toch bondig, en op basis van de geraadpleegde literatuur. Je legt bij ieder behandeld perspectief uit welke belangen, waarden en principes er volgens jou in het spel zijn, en voor wie deze gelden. Je wijst de aanwezige tegenstrijdigheden aan tussen de aanwezige belangen, waarden en principes.
  6. Je reflecteert inhoudelijk op de gewonnen inzichten. Dit doe je in het licht van de morele vraag ‘Wat is goede zorg?’ Wat is goede zorg in deze casus en waar wordt goede zorg in jouw ogen door belemmerd of juist bevorderd? Hierbij maak je gebruik van de beschikbare literatuur over dit vraagstuk.
  7. Je schrijft een reflectieverslag, waarin je duidelijk je eigen proces weergeeft. Hoe reflecteer je op jouw aanpak van deze opdracht, over de rol en over jouw handelen in het kader van de gekozen casuïstiek? Beschrijf duidelijk welk(e) inzicht(en) je verkreeg, welk proces je doorlopen hebt en wat je in het vervolg anders gaat doen of juist niet. De analyse kan je immers ook bewust maken van het feit dat je goed gehandeld hebt en dit in het vervolg weer op eenzelfde manier zou doen. Deze reflectie op het eigen proces staat los van de inhoud van de casuïstiek, dus voorkom een methodische reflectie op het ethisch handelen.

Planning – beoordeling – bepaling cijfer/cesuur – inzage

Toetsdatum

Het inleveren van het beroepsproduct kan in elke 3e en 7de week van een leeruitkomst op vrijdag voor 17.00 uur. Zie voor een overzicht van de data de jaarplanning in de studiegids.

Beoordeling

De toets wordt beoordeeld aan de hand van de rubric behorende bij deze toets.
Een voldoende praktijkadvies is voorwaardelijk aan een voldoende voor de toets en het toegekend krijgen van de studiepunten die aan deze leeruitkomst zijn verbonden. Het praktijkadvies is zwaarwegend. Door de toelichting bij het advies wordt de beoordeling onderbouwd. Wanneer de onderbouwing niet duidelijk is, of tot vragen leidt, neemt de docent contact op met je werk/praktijkbegeleider. Je krijgt feedback op je beoordeling aan de hand van de ingevulde rubric. Het cijfer wordt bekend gemaakt in OSIRIS.

Bepaling cijfer en cesuur

Het cijfer komt als volgt tot stand:
Startpunt is de meest linkerkolom in de rubric (zie hierna): wanneer aan alle indicatoren binnen het vak voldaan wordt, wordt het betreffende onderdeel met 5 punten beoordeeld. Wanneer dat niet het geval is, wordt de kolom met het beoordelingsniveau met 3 punten gehanteerd. Wordt aan alle indicatoren in dat vak voldaan, dan worden voor het betreffende onderdeel 3 punten toegekend. Wanneer ook niet aan al de indicatoren van 3 punten wordt voldaan, schuift de beoordeling nog een kolom naar rechts op (en scoort het betreffende onderdeel 1 punt) Wanneer ruimschoots aan de indicatoren voor 3 punten wordt voldaan, maar nog niet aan 5 punten dan worden 4 punten toegekend. Wanneer ook niet aan al de indicatoren van 3 punten wordt voldaan, wordt de kolom met 1 punt gehanteerd. Wanneer het niveau van 1 punt wordt overstegen maar niet aan alle indicatoren voor 3 punten wordt voldaan worden 2 punten toegekend.

Puntentotaal
(inhoud + vorm)
CijferPuntentotaal
(inhoud + vorm)
Cijfer
401022-235
38-399,520-214,5
36-37918-194
34-358,5173,5
33815-163
31-327,513-142,5
29-30711-122
27-286,5101,5
25-266≤ 91
245,5

Inzage

Er is gelegenheid voor een inzagemoment. Maak hiervoor een afspraak met je beoordelaar.